
‘De raad moet zijn huiswerk goed doen’
Gemeenteraadsleden moeten aan de voorkant van het participatieproces hun poot stijf houden en van de wethouder eisen dat deze tijd vrijmaakt om dit proces in goede banen te leiden. En zelf ook de tijd nemen om te zorgen voor duidelijke kaders waarbinnen bewoners meepraten. ‘Je moet je huiswerk goed doen’, aldus Guido Enthoven van het Instituut voor Maatschappelijke Innovatie (IMI).
Veel raadsleden willen dat hun gemeente burgers betrekt bij het maken en uitvoeren van plannen, ziet IMI-directeur Guido Enthoven, die afgelopen jaren in opdracht van de VNG het Testlab Spelregels nieuwe democratie heeft begeleid. Daaraan deden griffiers, projectleiders burgerparticipatie én raadsleden mee. Enthoven begeleidde ook tien gemeenten bij het opstellen van een participatieverordening. Raadsleden denken, meent hij, dat de eigen ervaring en expertise van bewoners zorgt voor betere plannen. Verder hebben raadsleden volgens hem het idee dat er draagvlak ontstaat als bewoners in een vroeg stadium meedenken.
Hoe zien gemeenteraadsleden hun eigen rol in burgerparticipatie?
‘Ze vinden een goede verbinding met de raad van belang, want die is gekozen door een veel groter aantal bewoners en staat voor een breder algemeen belang. Ze hechten eraan dat ze in het begin van een traject goed worden meegenomen en zich kunnen uitspreken over de kaders: wat staat wel en niet ter discussie, op welke doelgroepen richten we ons, wat is de trede op de participatieladder – vrijblijvend informeren of consulteren of, verdergaand, samenwerking of samen beslissen? Dat zijn typisch keuzes die, volgens raadsleden, aan het begin van een participatietraject gemaakt moeten worden, essentieel zijn voor een goed participatietraject en in samenwerking met de raad gemaakt moeten worden.’
‘Maar het gaat niet altijd zoals ik het nu schets. Regelmatig wordt de raad pas veel later geïnformeerd. Of wordt aan de voorkant niet helder gemaakt wat voor trede op de participatieladder het betreft. Dan wordt gezegd: “We gaan een dialoog met burgers organiseren” en is niet helder wat de status is van de uitkomsten. Dat is in het begin makkelijk en plezierig vrijblijvend voor de gemeente, maar zorgt voor vragen bij bewoners: “Wat zijn we hier eigenlijk aan het doen? Hoe gaat u dit wegen?” Het zorgt vaak voor frustratie: bewoners dachten dat ze volwaardig mochten meepraten en aan het eind van het liedje maakt een wethouder een compleet andere afweging.’
Is dat de grootste valkuil van de gemeenteraad?
‘Dingen zijn nooit in beton gegoten, maar het helpt als je weet dat je bij wijze van spreken alleen over de kleur van de stoeptegels mag praten, omdat de rest al is vastgelegd in contracten. Ik denk dat de rol van de raad aan de voorkant cruciaal is en de raad aan de voorkant helder moet schetsen: wat staat ter discussie, wat niet, wat zijn de inhoudelijke kaders en wat is het budget? Dan kan je een volwassen gesprek met elkaar hebben. Anders is het een recept voor teleurstelling.’
Dat klinkt voor de hand liggend: hoeveel geld is er beschikbaar? Wat zijn de kaders? Hoe komt het dat het zo lastig het is dat duidelijk te maken?
‘Dat is speculeren. Voor een wethouder is het prettig de handen vrij te houden; hij zit er niet op te wachten om al in een vroeg stadium zijn speelveld te verkleinen, omdat de raad piketpalen neerzet. Bij raadsleden ontbreekt het regelmatig aan kennis om zinvol van tevoren kaders vast te stellen, want zij hebben 15 of 20 uur per week voor raadswerk en zijn hebben naast dit project tal van andere dossiers waar ze iets van moeten vinden.’
Wat raadt u raadsleden aan om in burgerparticipatie goed beslagen ten ijs te komen?
‘Doordouwen aan de voorkant door van de wethouder te eisen dat daar tijd voor wordt vrijgemaakt. Kijk, als je zomaar een bijeenkomst hebt over de start van een ruimtelijk project waarbij een wijk wordt heringericht … dat is te groot. Dus eis aan de voorkant eerst eens een technische briefing met ambtenaren om je te laten bijpraten wat er aan gedachten leeft en over mogelijke kaders, ook op het gebied van participatie. Je moet je huiswerk goed doen en dat doe je niet in een vloek en een zucht.’
Nog meer?
‘Het is essentieel dat de raad met het college het gesprek voert: waar gaan we op inzetten bij participatie? En ook: wat gaat er goed en wat niet? Doe dat op hoofdlijnen, ook richting toekomst. Een aantal gemeenten heeft in de participatieverordening opgenomen dat eens per jaar bij de begroting de prioriteiten op het gebied van participatie voor het komend jaar wordt vastgesteld. Je kunt niet 25 projecten tegelijkertijd op grote schaal participatief vormgeven. Eerder vijf. Op die vijf projecten kun je elkaar dan aanspreken en bijsturen.’
Eerder kwam in deze serie de participatieverordening van Bodegraven-Reeuwijk aan bod. Is dat een goede?
‘Jazeker. Het is een verordening die meer helderheid geeft over de betrokkenheid van burgers dan de voorbeeldverordening van de VNG. VNG was voornemens de voorbeeldverordening aan te passen op het moment dat de Wet versterking participatie op decentraal niveau door de Kamer is en dat is voorlopig nog niet het geval. Wat er nu ligt vanuit de VNG is heel erg kaal. De memorie van toelichting bij de wet zegt dat het belangrijk is dat burgers aan de voorkant weten waar ze aan toe zijn. In de voorbeeldverordening wordt dat niet aangegeven. Dat is heel vreemd.
Meer informatie
Raadsleden die meer willen weten over burgerparticipatie kunnen zich aanmelden voor de bijeenkomst Raad & Burgerparticipatie in Zeist op 2 december.