Een wankel avondklok-vonnis van de Haagse voorzieningenrechter
Er is sprake van veel juristen-myopie (bijziendheid) en weinig bescherming van de rechtsstaat. Dat stelt Douwe Jan Elzinga in zijn maandelijkse column.
De term ‘juristen-myopie’ is van André Donner, mijn promotor, langjarig rechter in het Europese Hof van Justitie en hoogleraar Staatsrecht aan de VU en aan de RUG. ‘Ook een democratie moet een rechtsstaat zijn, maar het ontwikkelt zich tot een myopie van juristen indien deze rechtsstaat wordt ingekrompen tot een rechters-staat.’
Beste tijd gehad
Het recht moet - aldus Donner - er in ieder geval voor zorgen dat het land niet afglijdt naar een roversbende (een ‘magnum latrocinium’), maar al even belangrijk is dat er veel ruimte moet zijn voor politieke afwegingen binnen het rechtsstatelijke kader.
Bij een overmaat aan rechterlijke bemoeienis wordt de rechter al snel onderdeel van het probleem en er zijn steeds meer aanwijzingen dat de gebruikelijke rechterlijke prudentie in ons land haar beste tijd heeft gehad.
Bijziend
Van een overmaat aan juridische bijziendheid (myopie) lijkt in ieder geval sprake te zijn in het vonnis dat de Haagse voorzieningenrechter op 16 februari uitsprak ten aanzien van de avondklok. Of de wettelijke grondslag van de avondklok in een aparte wet moet, of in de Coronawet of een grondslag zou kunnen vinden in de Wet Buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, is een kwestie van appreciatie en beslist geen kwestie van zwart of wit, zoals de rechter vaststelt.
Uit de hand gelopen
En ook over de spoedeisendheid en het nut van de avondklok kan verschillend worden gedacht. Het juridische en politieke circus dat voortvloeide uit de uitspraak van de Haagse voorzieningenrechter laat echter zien dat hier een en ander fors uit de hand is gelopen.
Waren de wezenlijke fundamenten van de rechtsstaat hier nu echt groots in het geding? Zou de Haagse rechter ook in acht hebben genomen dat vorig jaar maandenlang in ons land is gewerkt met noodverordeningen die geen afdoende wettelijke grondslag bezaten? Zou toen op het hoogtepunt van de pandemie het aanvaardbaar zijn geweest indien de rechter lopende maatregelen met ingang van meteen zou hebben getorpedeerd?
Gewoonte?
En stel dat het gewoonte wordt dat noodmaatregelen - zoals bijvoorbeeld lokale noodverordeningen en noodbevelen - bij kort geding buiten werking kunnen worden gesteld omdat er enige twijfel is over de aard van de nood en dergelijke uitspraken bij voorraad uitvoerbaar worden gemaakt, dan stort met grote zekerheid en veel geruis het hele stelsel van ordehandhaving in elkaar.
Volle verantwoordelijkheid
Met enig kunst en vliegwerk werd voorkomen dat de avondklok op dezelfde dag op de mestvaalt der historie belandde, maar als die interventie via het gerechtshof niet zou zijn gelukt dan had de voorzieningenrechter de volle verantwoordelijkheid gedragen voor de desastreuze gevolgen daarvan.
En in dergelijke sferen behoren rechters zich niet te begeven. Het tijdelijk vervallen van de avondklok en herinvoering na spoedwetgeving zou bovendien de staat in een onmogelijke positie hebben gebracht.
Was de rechtsstaat nu door de staat dermate hevig geschonden dat een direct torpederen van de avondklok geboden was? Of gaat het hier om een zuivere vorm van juristen-myopie? Het antwoord is betrekkelijk evident.