‘Het is zoeken naar participatieparagraaf’

‘Het is zoeken naar participatieparagraaf’

 Het Amsterdams college informeert de gemeenteraad achteraf onvoldoende over het verloop van participatie, constateerde de Amsterdamse rekenkamer.

Raadslid Juliet Broersen van Volt steekt de hand in eigen boezem en vindt dat de gemeenteraad het college hierin beter moet controleren. Ze vindt ook dat de raad eerder moet spreken over participatie: niet nadat het beleid al in kannen en kruiken is, maar bij het prille begin.

Amsterdamse branie

Heeft de spreekwoordelijk grote mond van Amsterdammers gevolgen voor het gemeentelijk beleid? Dat is volstrekt onduidelijk, blijkt uit een rapport van de Amsterdamse rekenkamer van eind 2022. De participatieparagraaf, een standaard bedoeld onderdeel van voorstellen van B&W en van de dagelijks besturen van stadsdelen ‘biedt zelden helder inzicht in de daadwerkelijke participatie’, aldus het rekenkamerrapport.

Veelzeggend

De informatie in de 538 participatieparagrafen die de rekenkamer heeft bekeken is doorgaans onduidelijk en incompleet. Vaak blijkt niet óf er sprake is geweest van participatie – zijn er daadwerkelijk Amsterdammers betrokken? – en zo ja, welk doel de participatie had, hoe deze er uitzag, en of die heeft geleid tot aanpassing van het beleid. De participatieparagraaf is in het leven geroepen om te sturen op participatie. De rekenkamer vertrouwt er niet op dat dat gebeurt, blijkt uit haar woorden: ‘Wij vinden het veelzeggend dat in geen enkele van de ruim vijfhonderd onderzochte participatieparagrafen wordt verwezen naar meer gedetailleerde uitwerkingen of participatieplannen.’

Op de rem

Raadslid Juliet Broersen van Volt ziet het met lede ogen aan. ‘Als bij beleid met een grote impact op Amsterdammers participatie bij de introductie niet goed gebeurt, vertraagt dat uiteindelijk het proces’, vertelt ze, ‘omdat mensen zich dan tijdens het proces zich gaan uitspreken en je dan opeens op de rem moet gaan trappen.’ Ze noemt als voorbeeld de windturbineplannen, waarbij de gemeente inwoners vanaf de start niet goed heeft betrokken. ‘Veel mensen dachten invloed te kunnen uitoefenen op de vraag óf er windturbines zouden komen, maar die ruimte was er niet.’ Dat zorgde voor onvrede die volgens Broersen de energietransitie onnodig vertraagt.

Nu zit de participatieparagraaf aan het einde van de pijplijn, als de gemeenteraad een besluit moet nemen over een plan, project of beleid. Onhandig, vindt de rekenkamer, want dan kun je niet meer bijsturen.

‘Precies, dan is het dichtgetimmerd. Hoeveel ruimte is er nog voor participeren? Vaak wordt door het college gezegd: het is hier niet nodig, want we zíj́n al zover. Verder zijn er veel verantwoordelijkheden vanuit het rijk op het bordje van de gemeente geschoven. Met zoveel plannen zou het kunnen gebeuren dat het college zegt: dit plan is af, we willen er een strik om doen. Dat vind ik lastig, want participatie is voor mijn partij belangrijk. Maar het is niet allemaal kommer en kwel. Afgelopen jaar is de Amsterdamse aanpak volkshuisvesting gepresenteerd; daarvoor is een breed participatietraject georganiseerd. Dus het gebeurt wel, maar het is vaak niet duidelijk. Vooraf, bij de startnotitie, zou de participatieparagraaf er standaard in moeten zitten. Dat je weet als raadslid: dit is de manier waarop er vorm wordt gegeven aan participatie. En achteraf, als het beleid wordt gepresenteerd, kun je reflecteren op de participatieparagraaf: wat is er nu daadwerkelijk gebeurd van wat we aan het begin wilden doen?’

Heeft de gemeenteraad het niet ook laten lopen?

‘Misschien is goedbedoeld gedacht: de wethouder zal wel weten waar hij het over heeft. Je moet zoveel controleren als raadslid dat dit er tussendoor kan schieten. Ik denk dat we als raadsleden beter onze controlerende taak moeten uitvoeren. Er is nog veel werk aan de winkel.’

Het rapport is inmiddels een jaar oud. Ziet de gemeenteraad inmiddels betere participatieparagrafen in de voorstellen?

‘Het is nog steeds zoeken naar een participatieparagraaf. Dus wat dat betreft moeten we daar scherper op zijn.’ Wel heeft Volt, aldus Broersen, vragen gesteld over de manier waarop Amsterdammers hebben meegedaan aan de aanpak volkshuisvesting. ‘Het aantal jongeren dat had meegedacht over jongerenhuisvesting was minder dan 10%. (Deelname van jongeren aan een online vragenlijst was 4%, van deelname aan bijeenkomsten is het percentage jongeren onbekend, mailt Broersen naderhand) De grootste groep die had meegedacht waren 65-plussers. Ik denk dat het goed is als de gemeente degenen voor wie we het beleid maken ook meedenken bij wat er gebeurt.’

Dus jullie hebben de wethouder gevraagd meer jongeren te betrekken jongerenhuisvesting?

‘Nou ja … dat plan lag toen al vast. Maar wij hebben haar wel gevraagd hoe we dat in de toekomst anders gaan doen. (zie hier de reactie van de wethouder) De goedgeorganiseerde Amsterdammers weten hun weg wel te vinden in het systeem. Ik wil juist weten wat Amsterdammers die minder de gemeente vertrouwen of minder gewend zijn zich uit te spreken vinden van de plannen in hun wijk.’

De rekenkamer ziet gebrek aan eigenaarschap van de participatieparagraaf. Is de raad, die de inwoners representeert, niet bij uitstek een goede eigenaar?

‘Zeker. Maar partijen denken daar verschillend over. Er zijn raadsleden die zeggen: het is juist mijn rol om de stem van de Amsterdammer in de gemeenteraad te laten horen. Andere partijen, waaronder Volt, zeggen: nee, het is juist belangrijk de Amsterdammer zélf te laten delen wat hun zorgen zijn en wat ze graag zouden willen zien in de stad.’

Participatie is nodig, zo klinkt het vaak, voor draagvlak en voor het democratisch proces. Welke heeft daarin voorrang?

‘Ze zijn allebei belangrijk. Ik vind dat de Amsterdammer zich moet kunnen uitspreken over wat er in de stad gebeurt, maar als het beleid is dat pijnlijk is of lastig te begrijpen, dan is het ook nodig voor het draagvlak.’

Meer informatie

Raadsleden die meer willen weten over burgerparticipatie kunnen zich aanmelden voor de bijeenkomst Raad & Burgerparticipatie in Zeist op 2 december.