Nog geen onkostenvergoeding voor fiets, maar overleg gaande

Nog geen onkostenvergoeding voor fiets, maar overleg gaande

Het gebruik van de fiets voor de functie van raadslid komt nog niet voor vergoeding in aanmerking. Er is echter overleg tussen de beroeps- en belangenvereniging1 en het ministerie van Binnenlandse Zaken om afspraken te maken om vanwege duurzaamheid in 2020 te kijken of een fietsvergoeding mogelijk wordt voor raadsleden, burgemeesters en wethouders.

De kosten voor het gebruik van de OV-fiets worden intussen wel vergoed. De reden daarvoor is dat het gebruik van de OV-fiets onderdeel is van een woon-werkrit of dienstreis van het raadslid, of van een burgemeester of wethouder, en wordt beschouwd als voor- en natransport tijdens het per openbaar vervoer afleggen van het woon-werkverkeer of een dienstreis.

Openbaar vervoer

Kosten voor openbaar vervoer die een raadslid maakt komt, evenals voor burgemeesters en wethouders, geheel voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding betreft de werkelijk gemaakte kosten. Het uitgangspunt daarbij is dat – ongeacht het soort OV-kaartje – de kosten via openbaar vervoer van zakelijke reizen voor de gemeente (woonwerkverkeer en dienstreizen) worden vergoed door de gemeente.

Dit is te vinden in punt 10 en 11 van de recente circulaire2. Er wordt daarin geadviseerd dat de meest eenvoudige oplossing is dat de gemeente een OV-kaart (bijv. een Businesscard) ter beschikking stelt aan het raadslid, burgemeester of wethouder en dat deze de betreffende kaart uitsluitend gebruikt voor zakelijke reizen voor de gemeente. Het is dan aan het betrokken raadslid, burgemeester of wethouder te bepalen of hij of zij een andere kortingskaart koopt of houdt voor privereizen.

Meer informatie

Bij vragen over regels over vergoedingen of rechtspositie voor raadsleden, maar ook door burgemeesters en wethouders, kunt u contact met ons opnemen via info@raadsleden.nl.

 

1Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, Wethoudersvereniging en Nederlands Genootschap van Burgemeesters
2Circulaire Specifieke aandachtspunten rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, d.d. 10 december 2019