
“Politieke democratie is te terughoudend in invloed uit handen geven”
Voor het beter functioneren van de lokale democratie zijn geen institutionele wijzigingen nodig. Wanneer minister en Tweede Kamer toch veranderingen willen, is het verstandig dat pas te doen door eerst goed na te denken over vragen als: welk probleem wordt opgelost en wat voor gevolgen heeft de verlangde aanpassing voor de gemeenteraad, het college, burgemeester en ambtelijke organisatie.
“De trend is helaas zo dat als een voorstel maar enigszins lijkt aan te sluiten bij populaire mantra’s als ‘minder bestuurlijke drukte’ of ‘naar een slagvaardige overheid’ verdere onderbouwing niet meer nodig is’, constateert Julien van Ostaaijen in zijn boek “Tussen eerste overheid en tweederangsdemocratie”. Hij analyseert in deze publicatie het functioneren van de lokale democratie in Nederland. Hij heeft daarbij vooral gekeken naar hoe er verbinding wordt gemaakt tussen de leefwereld van inwoners (de maatschappelijke democratie) met de systeemwereld van het stadhuis en gemeentehuis (de politieke democratie). Hij hekelt daarom de rol van politieke bestuurders, want “de politieke democratie is nog veel te terughoudend in het daadwerkelijk invloed uit handen geven.”
Tegenmacht
Meer tegenmacht in het stadhuis en/of gemeentehuis van de gemeenteraad tegenover het college is wenselijk. Van Ostaaijen constateert dat veel gemeenteraden erg terughoudend zin in het volledig gebruik maken van het beschikbare instrumentarium voor controle, het (laten) doen van onderzoek en het waarborgen van voldoende eigen budget voor onderzoek en controle. Hij stelt ook vast dat “helaas worden rekenkamers door gemeenteraden nog te weinig gezien als partners, terwijl veel rekenkamers – hoewel hun gedrag soms anders doet vermoeden – verlangen en baat hebben bij een geode verstandhouding met “hun” raad.
Kiesdrempel
Een betere verbinding tussen maatschappelijke democratie (leefwereld van inwoners) en de politieke democratie (de systeemwereld van bestuurders en politieke partijen) is volgens Van Ostaaijen wenselijk. “Een hoge(re) kiesdrempel past daar niet bij. De openheid van het systeem voor nieuwkomers is belangrijker dan de wens het aantal (kleine) partijen terug te dringen”. Volgens Van Ostaaijen is het wenselijk dat de lokale samenleving juist wordt uitgedaagd en gestimuleerd om aan de politieke democratie mee te doen. Er moet dan ook alles aan worden gedaan om te voorkomen dat inwoners gedesillusioneerd afhaken. Ruimte voor experimenten met het overdragen van de invloed van politieke partijen naar de lokale samenleving is daarom wenselijk. Als voorbeeld voor een experiment geeft Van Ostaaijen het voordragen door de samenleving van wethouderskandidaten.
Toekomst
Wethouders, burgemeesters en gemeenteraad zouden volgens Van Ostaaijen er ook beter aan doen verder te kijken dan de waan van de dag. Meer politiek leiderschap is gewenst om “de inwoners voor te houden hoe de gemeente er over tien, twintig of vijftig jaar uit moet zien”. Het is de taak van raad, college en burgemeester om aan te geven welke stappen daarvoor nodig zijn. Daarnaast acht Van Ostaaijen het ook wenselijk dat de kennis bij (landelijke) politici wordt vergroot over de gemeentelijke autonomie en het belang daarvan voor de lokale democratie.
Meer informatie
Voor meer informatie over "Tussen eerste overheid en tweederangsdemocratie" van Julien van Ostaaijen klik hier.