Raadsleden in debat: er blijft genoeg lokale democratie over

Raadsleden in debat: er blijft genoeg lokale democratie over

Gemeenteraden zouden in gemeenschappelijke regelingen meer invloed kunnen uitoefenen als ze actief overeenkomsten in visie met andere raden of raadsleden opzoeken. Die overtuiging werd breed gedeeld tijdens het seminar ‘In de ban van regionale samenwerking’, georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, in Dordrecht.

⇒ Download

Raadsleden en griffiers gingen in aanwezigheid van hoogleraar bestuurskunde Marcel Boogers in Dordrecht met elkaar in discussie over het onvermijdelijke spanningsveld tussen lokale democratie en macht die noodgedwongen wordt afgestaan in het kader van regionale samenwerking. Een gegeven waar veel raadsleden zich unheimisch bij voelen. Maar dat er geen kruid tegen hun afnemende invloed gewassen is, werd evenmin volledig onderschreven.

Regionale samenwerkingen bedreigen de lokale democratie. Landelijk onderschrijft 57 % van de raadsleden deze stelling, zie: Raadsleden hebben grip noch invloed op regionale samenwerking. Ook deelnemers aan het seminar, al waren er veel nuances en kanttekeningen tijdens het debat. 

Eigen ruimte voor gemeenteraad

‘Er blijft er nog genoeg lokale democratie over waarop we ons als partijen en raadsleden op kunnen profileren’, vindt Rob Tamerius (Cromstrijen ’98), raadslid van de gemeente Cromstrijen. Naar zijn idee is samenwerking op veel terreinen onvermijdelijk voor met name kleine gemeenten, zoals in de Hoeksche Waard. ‘Je zult wel moeten als je burgers goed wilt bedienen.’ Eric Kaarsemaker, raadsgriffier van de gemeente Oosterhout, denkt dat er voldoende manieren zijn om te voorkomen dat gemeenteraden aan invloed inboeten. ‘Die zijn gericht op informatie en raadsleden in hun kracht zetten. Op moment dat daar serieus mee wordt omgegaan, hoeft de lokale democratie er niet onder te lijden’, is zijn overtuiging. Griffies spelen naar zijn idee een belangrijke rol bij het goed positioneren van gemeenteraden.

Gedwongen tot formeel samenwerken

Zijn plaatsgenoot Jelle Alkema (CDA) denkt dat er andere beslissingen worden genomen nu gemeenten op een toenemend aantal terreinen in een geformaliseerde vorm samenwerken. Alkema: ‘We krijgen een stelsel aan maatregelen opgelegd die je alleen maar efficiënt en effectief kunt uitvoeren in een groter verband. Ik ben ervan overtuigd dat de lokale democratie anders is gaan beslissen, nu ons vanuit systemen eisen worden opgelegd waar we zelf niet voor hebben gekozen.’

Registratiesysteem dwingt tot gemeenschappelijke regeling

Ter illustratie haalt Alkema een lokaal voorbeeld aan. Als enige in een grote regio besloot de Oosterhoutse gemeenteraad vier jaar geleden niet in te stappen bij de gemeenschappelijke West-Brabantse regeling Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten. Oosterhout scoorde zelf al goed op het beteugelen van het schoolverzuim, en heeft daarvoor een dienstverleningsovereenkomst met Breda. De raad was van mening dat toetreding van Oosterhout als volwaardig lid van de gemeenschappelijke regeling weinig zou toevoegen. Nu dreigt die zes jaar geleden van de hand gewezen stap alsnog te worden doorgedrukt, als gevolg van een digitaal registratiesysteem. Alkema is daarover niet te spreken.

Deskundigheid inhuren

Nelleke de Smoker (D66, Dordrecht) zegt zo’n gang van zaken niet te kunnen begrijpen: ‘Dan laat je je bij je besluit in feite leiden door een systeem? Daar kan ik niet bij.’ Samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van leerplicht, kan in haar ogen tot verbetering leiden, bijvoorbeeld omdat deskundigheid kan worden ingehuurd die voorheen buiten bereik was. Haar partijgenoot Marian Pater (Zwijndrecht) wijst erop dat gemeenschappelijke regelingen er vooral zijn voor de uitvoering, niet voor het máken van beleid. Als beleid wordt vastgesteld, kunnen naar haar idee raadsleden hun invloed wel degelijk laten gelden.

Wethouders besturen

Leo Kerpel (D66, gemeente Binnenmaas) vindt dat door verlengd bestuur veel lokale democratie verloren gaat. ‘Gemeenschappelijke regelingen worden meestal bestuurd door wethouders. Als gekozen volksvertegenwoordiger gaat dit raadslid er dan nog maar voor een heel klein deel over. Natuurlijk kunnen we als raadsleden onze wensen en bedenkingen inbrengen, maar die kunnen terzijde gelegd worden. Daar zit een gap, die we op een of andere manier met elkaar moeten zien te overbruggen.’

Gemeenteraden: zoek elkaar op

Raadsgriffier Anneloes Wepster van Dordrecht werkte voorheen voor de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Zij waarschuwt tegen het verdeel en heers-principe; bestuurders van gemeenschappelijke regelingen maken volgens haar soms handig gebruik van de ruimte die uiteenlopende zienswijzen bieden. Zij adviseert vanuit haar ervaring gemeenteraden juist elkaar vaker op te zoeken. ‘Niets mooier dan zeventien verschillende zienswijzen. Als bestuur neem je daar kennis van en vervolgens kun je zeggen: we doen het toch maar op onze eigen manier. Als raden met elkaar met vergelijkbare reacties komen en dezelfde passages in hun zienswijze opnemen, moet het bestuur van de gemeenschappelijke regeling toch wel van goede huizen komen om dat te negeren. Door samen op te trekken heb je meer invloed dan wanneer je allemaal op eigen houtje gaat reageren.’

Haar collega Jolanda Wuisman (griffie Dordrecht) vindt dat raadsleden onvoldoende op hun qui vive zijn, ‘of soms onvoldoende bij machte colleges opzij te duwen.’

Oproep aan politieke partijen elkaar op te zoeken

Jelle Alkema vreest dat het eigen politieke geluid van partijen zal afzwakken, als voortdurend regionale consensus moet worden gevonden. Die vrees is niet geheel onterecht, zegt Marcel Boogers. De hoogleraar is er juist groot voorstander van ‘het politiek te maken’. Boogers nadrukt dat samenwerking tussen raadsleden lang niet altijd een formele status hoeft te hebben. ‘Lokalo’s, SP’ers, PvdA’ers en andere politieke partijen kunnen elkaar in regioverband opzoeken bespreken wat zij belangrijk vinden. Ik roep het telkens weer: maak het vooral politiek.’

Raadsleden samenwerken ongeacht  politieke kleur

In de jeugdzorgregio Zuid-Holland-Zuid waren het juist raadsleden van verschillende denominaties die elkaar vonden, nadat ze van ouders alarmerende signalen hadden gekregen over de uitvoering van de jeugdzorg in hun regio, met name over de toegang tot jeugdzorg en wachtlijsten. Nu wisselen de raadsleden uit deelnemende gemeenten periodiek onderling informatie uit en organiseren ze naar behoefte bijeenkomsten waar ze worden bijgepraat door ouders van kinderen met een jeugdhulpbehoefte.

‘Dat gebeurt buiten alle bestaande structuren om’, vertelt raadslid Jan Oosterkamp uit Strijen (Strijens Belang). Er zijn door een werkgroep van raadsleden ‘bouwstenen’ voor zienswijzen geformuleerd, die door gemeenteraden werkelijk zijn aangenomen. Oosterkamp: ‘Ons signaal is bij het bestuur van de gemeenschappelijke regeling zeer helder overgekomen. Natuurlijk kun je als raad niet op alle fronten en alle wissewasjes bediend worden. Dat is ook de bedoeling niet. Maar naar standpunten die echt belangrijk zijn wordt echt wel geluisterd’, zegt Oosterkamp.

Breed gedragen

Dat beaamt Mark den Boer, CDA-raadslid in de gemeente Molenwaard. Hij voegt eraan toe dat besturen van samenwerkingsverbanden zelf ook vaak behoefte hebben aan beleid dat breed gedragen wordt. ‘Onze Regionale Sociale dienst ging aan de slag met een nieuw beleidsplan. Voordat dit plan in het gangbare circuit kwam, heeft de gemeenschappelijke regeling alle raadsleden uitgenodigd om mee te denken.’

Dit is aflevering 24 in de reeks van publicaties in de serie “In de ban van regionale samenwerking”. Voor de eerdere afleveringen klik hier.