Wie is verantwoordelijk voor vergoeding van schade en bij diefstal iPad van de gemeente?

Wie is verantwoordelijk voor vergoeding van schade en bij diefstal iPad van de gemeente?

Voor raadsleden die bepaalde gebruiksvoorwerpen (bijvoorbeeld laptop, iPad et cetera) in bruikleen hebben van de gemeente, is het vaak niet helder wie opdraait voor de kosten in het geval van schade of diefstal. Naar aanleiding van een schrijven van een Nederlands raadslid is VNG met de aanbeveling gekomen de gemeentelijke gebruiksovereenkomst te wijzigen, die nu nog vaak volledig toegesneden is op de ambtelijke medewerkers:

“Wij hebben geconstateerd dat de bruikleenovereenkomst en de achterliggende regeling op dit punt geen voorziening kent. Hierdoor is het voor raadsleden en gemeente niet helder wie in welke situatie verantwoordelijk is voor vergoeding van schade en bij diefstal. Onze aanbeveling is daarom de gebruiksovereenkomst te wijzigen. Wij zien geen reden waarom de voorwaarden voor bruikleen voor politieke ambtsdragers anders zou moeten zijn dan voor ambtenaren bij de gemeente. Immers, voor beiden geldt dat de laptop of welk ander overeenkomstig product of communicatiemiddel, bedoeld is voor de uitoefening van de taken van de gemeente waarmee zij zijn belast.

Ook de raadsleden zouden in onze ogen onder de verzekering van de gemeente moeten worden gebracht. In dat kader kan het nodig zijn om de verzekeringsvoorwaarden aan te passen. In dat kader kan indien nodig advies worden ingewonnen bij VNG-Verzekeringen.

Terzijde zij nog opgemerkt dat de huidige regeling volledig is toegesneden op de ambtelijke medewerkers. Dat hoeft op zichzelf niet bezwaarlijk te zijn, zeker niet als de begripsbepaling op dat punt helder is dat onder `medewerkers’ ook worden verstaan de politieke ambtsdragers (burgemeester, wethouders, raadsleden en wellicht commissieleden). Ook kan het woord `afdelingshoofd’ tot onduidelijkheid leiden. Voor het college is de secretaris de aangewezen persoon, voor de raad de griffier. Een enkele bepaling is niet goed toepasbaar als het om politieke ambtsdragers gaat. Denk daarbij aan artikel 6, leden 3, onderdelen a en b; artikel 4, onderdeel a; artikel 7, lid 3, onderdeel f; artikel 9, lid 6; artikel 11; artikel 13 en artikel 14.”