
Hoge Raad bekrachtigt veroordeling raadslid na belediging wethouder
De Hoge Raad heeft definitief geoordeeld dat een raadslid zijn wethouder niet had mogen beledigen via sociale media. In 2021 noemde het raadslid op zijn Facebookpagina de wethouder een ‘professionele pathologische leugenaar’, die ‘over lijken gaat om zijn leugens te verbergen’. Het raadslid beschuldigde de wethouder ervan zijn positie en contacten te misbruiken. De wethouder voelde zich aangetast in zijn eer en goede naam en deed aangifte.
In 2023 werd door het gerechtshof geoordeeld dat het raadslid de grenzen van de wettelijke vrijheid van meningsuiting had overschreden. Volgens de rechter waren de uitingen van het raadslid een ongefundeerde, persoonlijke aanval op de wethouder.
Aankaarten misstanden
Het raadslid betoogde dat hij met de Facebookberichten de misstanden binnen het gemeentebestuur wilde aankaarten. Daarnaast stelde hij dat de uitlatingen betrekking hadden op een politiek bestuurder, waardoor de uitlatingen vallen onder de vrijheid van meningsuiting. Toch oordeelde het gerechtshof dat de uitlatingen meer dan alleen kritisch waren en aangemerkt moesten worden als eenvoudige belediging. Het raadslid zou met de uitlatingen geen op feiten gebaseerde bijdrage willen leveren aan het publieke debat. De berichten werden namelijk zonder context gepost en er was geen ruimte voor de wethouder om te reageren op de beschuldigingen. Het raadslid werd in 2023 een taakstraf opgelegd.
Arrest Hoge Raad
Als reactie op de veroordeling van het gerechtshof deed het raadslid een beroep op artikel 10 van het Europese Mensenrechtenverdrag. Dit artikel garandeert het recht op vrijheid van meningsuiting. Echter werd op 4 februari 2025 dit beroep verworpen. De Hoge Raad stelt dat het oordeel van het gerechtshof in overeenstemming is met de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. De Hoge Raad bekrachtigt hiermee de eerdere veroordeling, waardoor de taakstraf van 20 uur standhoudt.
Meer informatie
Lees hier de volledige uitspraak.