Het aanzien van de raad en de aanwezigheid van kwalitatief goede raadsleden in de gemeenteraad is gebaat bij een goede rechtspositie. ‘Raadsleden besteden 17 uur per week aan raadswerk naast hun gewone werk en hebben ook nog last van de negatieve beeldvorming. Een goede rechtspositie helpt dan’, aldus Mark den Boer, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden in het gesprek met de Tweede Kamer over het rapport “Bijzondere ambten, een toegesneden rechtspositie.”
Het verloop onder raadsleden is groot. Na de laatste raadsverkiezingen was de helft van de raadsleden nieuw. De verantwoordelijkheden en taken van de raad zijn daar groter en zwaarder geworden. Het is daarom belangrijk, aldus de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, dat er een goede rechtspositie is. Het wordt anders lastig om goede raadsleden voor een langere periode aan het raadswerk te binden. Kwaliteit moet leidend, zeker met de nieuwe taken voor zorg, ondersteuning en participatie die de gemeente heeft overgenomen van het Rijk.
Het ambt van volksvertegenwoordiger moet laagdrempelig zijn, zodat er een goede combinatie kan worden gevonden tussen twee banen. Een vergoeding is hierbij niet het belangrijkste, maar wel een randvoorwaarde om het werk als raadslid goed uit te kunnen voeren. Dat er verschil is in vergoeding tussen grotere en kleine gemeenten is een punt van zorg. Belangrijker dan het honorarium, aldus Den Boer, is het intrinsiek gemotiveerd zijn: een kwalitatief goed raadslid c.q. gemeenteraad komt voort uit de eigen persoon en dient onafhankelijk te zijn van de hoogte van de vergoeding.
Behalve de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden namen aan het gesprek ook voorzitters en vertegenwoordigers deel van de Wethoudersvereniging, het College van Arbeidszaken van de VNG, de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal Overlegorgaan (IPO) en de burgemeesters. De Tweede Kamer had om het gesprek gevraagd om meer te weten te komen hoe raadsleden, wethouders, burgemeesters, Statenleden en andere politieke ambtsdragers denken over de “integrale visie (rechts)positie politieke ambtsdragers”, tevens de ondertitel van het rapport “Bijzondere ambten, een toegesneden rechtspositie”.
Aanleiding voor het rapport is dat de rechtspositie van politieke ambtsdragers de afgelopen tien jaren is versoberd. Deze versobering wordt niet teruggedraaid, aldus VVK-Kamerlid Veldman, maar er moet wel worden gekeken waar aanpassingen nodig zijn. Een van de belangrijkste punten zijn de lonen en vergoedingen. Sinds het rapport-Dijkstal is het loongebouw nog steeds niet aangepast.
Dat zet het openbaar bestuur op achterstand in vergelijking met de marktsector, zo benadrukten de vertegenwoordigers van de Wethoudersvereniging en de overige belangenorganisaties. ‘Er moet niet verder beknibbeld worden’’ in de vergoedingen aan politieke ambtsdragers. Arne Weverling, voorzitter van de Wethoudersvereniging, benadrukt dat dat tot gevolg heeft dat de kwaliteit van de raad, het college én de democratie omlaag gaat. Immers; de rechtspositie van ambtsdragers draagt bij aan én bepaalt of een evenwichtige afspiegeling van de samenleving plaatsvindt in vertegenwoordigende lichamen c.q. bestuurlijke functies.
De aanwezige Tweede Kamerleden Fokke (PvdA) en Veldman (VVD) benadrukten voornamelijk dat er lessen getrokken moeten worden uit het rapport van de commissie Dijkstal en dat de aandacht gevestigd dient te worden op zaken die beter hadden gekund c.q. gemoeten om in de toekomst een ‘’juiste rechtspositie’’ te creëren voor politieke ambtsdragers.
Behalve de rechtspositie, kwam ook de integriteit van politieke ambtsdragers aan bod; twee zaken die in zekere zin met elkaar verbonden zijn. Een goede rechtspositie voor politieke ambtsdragers leidt immers tot onafhankelijk handelen én het laten prevaleren van het algemeen belang, zo benadrukten de vertegenwoordigers van VNG, IPO, burgemeesters, Wethoudersvereniging en de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden.
Zowel de aanwezige ’koepels’ als de Kamerleden merken namelijk dat er negatieve beeldvorming plaatsvindt omtrent integriteit, doordat ‘incidenten’ van niet-integer handelen breed worden uitgemeten. En op integer handelen van raadsleden wordt veel meer aandacht gevestigd dan in het verleden gebeurde, aldus Fokke. ‘’Dienen we nog meer aandacht te vestigen op integriteit van volksvertegenwoordigers’’?
Het antwoord was eenduidig: ja, integer handelen dient te allen tijde benadrukt te worden opdat de volksvertegenwoordiging niet in diskrediet gebracht wordt. Het opstellen van richtlijnen, vastleggen van normen en waarden én transparantie in vergoedingen en declaratiegedrag helpen een enorme hand mee, zo luidde de conclusie.