Het belang van de controlerende rol van de raad
Artikel 125 van de grondwet bepaalt dat de gemeenteraad aan het hoofd van de gemeente staat; in praktijk lijkt vaak het college van B&W een dominantere rol te hebben. Althans dat is de reden waarom Peter Castenmiller, Marcel van Dam en Vincent van Stipdonk het artikel ‘Controle als hoofdzaak’ in het tijdschrift Bestuurswetenschappen hebben geschreven. Zij zien dat de raad achterblijft in macht ten opzichte van het college en pleiten daarom voor een versterking van de controlerende taak van raadsleden.
Peter Castenmiller is verbonden aan het instituut politicologie van de Universiteit van Leiden en de faculteit bestuurskunde van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Marcel van Dam is politiek-bestuurlijk adviseur, onderzoeker en interim-manager. Daarnaast is hij ook onderwijzer aan de Universiteit Utrecht. Vincent van Stipdonk doet onderzoek naar het verbeteren van de lokale democratie en is adviseur op dit gebied. Zowel Castenmiller als Van Stipdonk zijn actief voor de Rekenkamer van gemeente Delft.
Hoofd van de gemeente
In theorie is de raad het hoogste orgaan van de gemeente, in de praktijk zien de auteurs dat het college vaak een machtigere positie inneemt. Redenen die worden genoemd zijn: complexer wordende beleidsterreinen en het groeiende takenpakket die voor een informatieachterstand van raadsleden zorgt. De dualisering van 2002 had ervoor moeten zorgen dat daar verandering in kwam en de raad ook meer tot zijn recht kwam als hoofd van de gemeente, maar volgens de auteurs is de volgende situatie (nog steeds) aan de gang: de raad reageert en het college initieert.
Controle als kracht
In het opinieartikel in Bestuurswetenschappen en een artikel in Binnenlands Bestuur valt te lezen dat de raad wel degelijk mogelijkheden heeft om zijn positie te versterken. Daarvoor zouden ze nota bene geen extra instrumenten nodig hebben. Het beter benutten van bestaande middelen binnen de controlerende rol zou de positie al verbeteren. De middelen die worden benoemd zijn: het stellen van gerichte vragen, gebruikmaken van rekenkameronderzoek en scherp toezicht houden op uitvoering en resultaten.
Ruimte voor herstel
Door vaker en beter te controleren, krijgt de raad meer grip op beleid en uitvoering door het college. Via de begroting, regelgeving en het bestuurlijk primaat heeft de raad voldoende middelen om bestuurders aan te spreken; dan moeten die alleen wel actief worden ingezet. Dit vraagt om gebruik van de griffie en rekenkamer, maar vooral om een cultuur waarin kritische vragen normaal zijn en controle wordt gezien als een van de belangrijkste taken van de raad. Zo zou volgens de auteurs de raad weer invulling kunnen geven aan het zijn van het hoogste orgaan binnen de gemeente.
Meer informatie
Lees hier meer over het tijdschrift ‘bestuurswetenschappen’.
Kijk hier voor het artikel van Binnenlandsbestuur.