‘Door de gebrekkige kennis en het inzicht zijn raadsleden onvoldoende in staat het beleid van het regionaal bestuur te controleren, sturen en/of beïnvloeden. De controlerende rol van de gemeenteraad wordt hiermee sterk ondermijnd en de rol van raadslid als primaire volksvertegenwoordiger wordt daardoor aangetast.’
Dit zijn de belangrijkste conclusies uit de afstudeerscriptie 'De burger op afstand; een bestuurskundig onderzoek naar de staat van het democratisch gehalte van de raad als gevolg van de decentralisaties van 2015’, van Abdullah Uysal, student Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
De decentralisaties van 2015 hebben gezorgd voor de democratische uitholling van de rol en positie van raadsleden. Doordat steeds meer taken worden belegd in regionale samenwerkingsverbanden, wordt de gemeenteraad op afstand gezet. Raadsleden hebben onvoldoende grip en kunnen weinig invloed uitoefenen op de uitvoering van werkzaamheden op bovengemeentelijk niveau.
Aanleiding voor het onderzoek is de toenemende tijdsbesteding en werkdruk van raadsleden in gemeenten met meer dan 150.000 inwoners. Uit de laatste editie van het Nationaal Raadsledenonderzoek blijkt dat deze groep raadsleden gemiddeld bijna 25 uur per week besteden aan het raadswerk. De onderzoekspopulatie bevat daarmee 18 gemeenten en 750 raadsleden. Daarvan deden er 125 mee aan het onderzoek (16,7% respons).
Door de omvang van de decentralisaties in 2015 en de forse bezuinigingen werd de bestuurskracht van gemeenten flink op de proef gesteld. Daar waar decentralisaties op kleinere schaal moest worden uitgevoerd en het bestuur dichter bij de burger moest worden gebracht, leidde het tot schaalvergroting van het lokaal bestuur. Bijna alle gedecentraliseerde taken in het sociaal domein werden uitgevoerd in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Hierdoor ontpopte zich in de loop der jaren een nieuwe laag: de regionale bestuurslaag.
Gemeentelijke taken die in samenwerkingsverbanden worden ondergebracht vallen vaak onder de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). In theorie kunnen raadsleden wel invloed uitoefenen, maar in de praktijk worden vooral collegeregelingen overgedragen. Op deze manier wordt een regionale samenwerking al heel snel een aangelegenheid van wethouders onderling.
Ruim 64% van de raadsleden in grote gemeenten gaf aan geen effectieve invloed uit te kunnen oefenen op het werk dat door gemeenschappelijke regelingen wordt uitgevoerd. Verder gaf een meerderheid van bijna twee derde (66%) aan geen grip te hebben op de uitvoering van taken door andere partijen. Opvallend was ook dat maar liefst 94% van de raadsleden het raadswerk complex vindt.
Het volledige onderzoek is hier te downloaden